Het vorige schooljaar woelig noemen, is een understatement. De uitbraak van Covid 19 zette onze wereld op zijn kop. Ook in het onderwijs zorgde dit voor een bijzonder experiment. Als beginnende klusjesmannen zochten we met vallen en opstaan onze weg in het afstandsonderwijs. In eerste instantie mochten we enkel gekende leerstof herhalen, daarna voorzichtig pre-teachen en nadien toch nieuwe basisleerstof aanbieden. Alhoewel… de evaluatie van deze leerstof mocht vooral niet meetellen voor de beoordeling.
De deliberaties waren nog niet achter de rug en plots waren er plannen om het digitale onderwijs te verankeren. Stemmen klonken dat sommige leerlingen baat hadden bij deze aanpak. – Ik twijfel er niet aan dat dat ook zo was. – Welke stemmen dat echter waren, hoeveel het er waren, over welke leerlingen het ging en op welke manier ze er baat bij hadden, bleef voor mij onduidelijk. De leswoensdag prompt vervangen door afstandsonderwijs, was een beslissing die me verontrustte.
Naarmate augustus vorderde en het aantal besmettingen steeg, werd ook de opstart van de scholen spannend. Als signaal plaatste een collega de bijgaande foto op zijn profiel. Met één beeld legde hij de vinger op de open wonde.
Het beeld raakte bij mij een gevoelige snaar. ‘Waarom is een laptop geen school?’ en ‘Wat is er dan typisch aan een school?’ zijn vragen die me sindsdien bezig houden.
Leren is het eerste wat in me opkomt. In een school leer je immers nieuwe dingen. Maar, fluit ik mezelf snel terug, leren doe je niet alleen op school. Als je koffiezet stuk is, vind je op YouTube vast een filmpje waarin uitgelegd wordt hoe je die kunt fixen. Om de tafels in je hoofd te stampen, gebruik je die handige app. Hoe je een ecologische tuin ontwerpt, zoek je in prachtig geïllustreerde boeken uit de bib. Bloed afnemen is een vaardigheid die ze je op stage bijbrengen. De nieuwste CNC-machine bedienen, leren ze je on the job en als je gefascineerd bent door fractalen, helpt Wikipedia je aardig op weg… Opvallend hoe dit leren gewoonlijk een stuk efficiënter verloopt dan op school.
Leren is dus niet typisch voor een school. Sterker nog, als het alleen daarover zou gaan, heb je een school blijkbaar niet nodig. Ik zoek verder en bestudeer het rijtje voorbeelden. Het valt me op hoe het leren vast hangt aan specifieke situaties die voortvloeien uit een concrete nood en die een zekere urgentie bezitten. Oplossingsgerichtheid en vaak ook economische belangen spelen een rol. Maar het verschil met wat er op een school gebeurt, wordt me pas duidelijk wanneer mijn dochter over haar eindwerk vertelt.
Mijn dochter volgt een opleiding Sustainability. Vol enthousiasme droomt ze ervan om iets op te starten, waarmee ze jongeren bewust kan maken hoe ze duurzaam kunnen leven. Ze denkt dat het lukt met een organisatiemodel dat steunt op vrijwilligers. In haar eindwerk wil ze uitzoeken hoe ze dat concreet kan aanpakken. Klinkt als het oplossen van een urgent probleem. Tot … haar leraar tegengas geeft. Hij stelt voor dat ze verschillende duurzame initiatieven, die allemaal uitgaan van een ander organisatiemodel, bestudeert. Hij wil dat ze bij de verschillende modellen op zoek gaat naar gelijkenissen en verschillen, naar voor- en nadelen, naar mogelijkheden en beperkingen. Hij maakt haar oorspronkelijk idee los van haar directe nood, trekt haar weg van wat ze kent en opent haar wereld. Op die manier zorgt hij ervoor dat ze zicht heeft op de mogelijkheden en later kan kiezen welke organisatievorm voor haar project het best geschikt is. Het voorbeeld maakt mij duidelijk dat je op school tijd krijgt. Tijd om iets van de wereld uit de urgentie te halen, zodat je het vanop afstand kunt bestuderen en doorgronden.
Het kost me niet veel moeite om dit naar een wiskundige context te vertalen. Ik kies voor een actueel coronavoorbeeldje: je hoort dat er vandaag twee nieuwe besmettingen bijkomen en je wil inschatten hoeveel dat er volgende week zullen zijn. Omdat mensen geneigd zijn lineair te denken, is veertien een voor de hand liggend antwoord. Wanneer je ook maar een beetje wiskundig geschoold bent, besef je dat dit kort door de bocht is. Lineaire groei is immers maar één van de modellen die je kunt gebruiken om groei te voorspellen. Vandaar dat we op school tijd en ruimte creëren om functies en groeimodellen te bestuderen. Als er later een probleemsituatie is, ben je geschoold om te zoeken welk model past.
Bij scholing kan je, met andere woorden, spreken over leren zonder dat er urgentie of een directe nood aanwezig is. Interactie tussen de leraar en de leerlingen is essentieel om hen ‘bij de les te houden’. De leraar is iemand die het vak bestudeerd en doorgrond heeft. Vanuit zijn passie kan hij de leerlingen meenemen in de eigenheid en de schoonheid van het vak. Daarvoor is contact en gesprek nodig. Dat wat op tafel ligt, verbindt de leraar en de leerlingen. Misschien is de term ‘onder-wijzer’ beter. Ik hou wel van de combinatie van ‘onder’ en ‘wijzen’: tussen de leerlingen je oor te luisteren leggen en iets tonen dat ze nog niet gezien hadden.
Dit realiseren met afstandsonderwijs verloopt moeizaam. De leeractiviteiten die je daar uitzet zijn statisch en rigide. In een klas kun je moeiteloos even uitweiden bij een interessante vraag. Op het bijsturen van digitale activiteiten zit vertraging. Een leerling die een vraag wil stellen bij een ingesproken filmpje, moet eerst een bericht sturen. Daarbij is de drempel om deel te nemen aan een online-gesprek veel hoger. We missen de lichaamstaal, het fronsen, de vinger die aarzelend opgestoken wordt, de glimlach die doorbreekt als de leerling iets begrijpt. Zij missen onze alertheid, het ‘samen’-spel waarmee we hun aandacht vasthouden, het gedeelde genoegen als er een wereld geopend wordt.
De urgentie van corona heeft ons veel nieuwe dingen geleerd. Afstandsonderwijs geven, kunnen we beter dan een half jaar geleden. Ik hoor stemmen dat we dit moeten verankeren. Misschien is dat een goede stap maar misschien ook niet. Na deze overpeinzingen besef ik dat we dan onderwijstijd inwisselen voor, in het beste geval, leertijd. Dat betekent dat we meer ingaan op behoeften en minder op het openen van nieuwe werelden. Het is goed om daar stil bij te staan. Want als gepassioneerde wiskunde-onderwijzer weet ik niet of ik daarvoor wil kiezen.
Els Van Emelen, namens de redactie